FIC: Halloween Herrie III [Harry Potter, Sluipers]
Hoofdstuk Drie; Hergroeperen
‘Weet je zeker dat er niets aan de hand is met jullie?’ vroeg Lily, die zijdelingse blikken op James en Sirius wierp onder het ontbijt.
‘Heel zeker.’ antwoordde Remus ijzig.
‘Zou je me dan misschien kunnen vertellen waar Potter en Zwarts die spectaculaire blauwe plekken vandaan hebben? Voor zover ik weet duiken blauwe ogen niet zomaar op. Zelfs in de toverwereld.’
‘Eigenlijk is er wel een vloek die het slachtoffer iedere keer dat die een bepaald sleutelwoord zegt een knal in het gezicht geeft...’
‘Zo’n vloek moet nog steeds door iemand uitgeroepen worden.’ merkte Lily op. Ze zou zich later wel afvragen hoe hij zo’n vloek kende.
Remus schoof een stapel pannekoeken in zijn mond, nam ruim de tijd om te kauwen, en slikte voordat hij met vlakke stem antwoordde: ‘Ik.’
Het duurde even voordat het tot Lily doordrong wat zijn woorden - woord - inhield, en toen viel haar mond open. ‘Wah - Maar Remus... waarom?’
‘Ze -’ Remus ontweek haar blik. Wat kon hij daar op antwoorden? Nu de grimmige voldoening weggeëbd was en zijn eigen knokkels pijn deden voelde hij zich bijzonder kinderachtig. Maar toen herinnerde hij zich wat ze hadden gedaan om hem zich zo te laten gedragen. ‘Ze maakten me kwaad. Ze maakten me echt kwaad.’
Lily bestudeerde hem aandachtig en beet op haar onderlip om te voorkomen dat ze iets zou zeggen in de trant van “Ze hebben zich dus eindelijk ook tegen jou gekeerd?”, want hij leek oprecht overstuur. O, hij probeerde het natuurlijk te verbergen, maar ze wist dat woede slechts zelfbedrog was bij mensen als hij. Remus had geen kwaad botje in zijn hele lijf. Hij moest protheses gebruiken.
‘Ze moeten dan wel iets heel ergs hebben gedaan.’ zei ze, en legde voorzichtig een hand op zijn arm. Hij verstijfde en keek zo ver mogelijk van haar weg als mogelijk was zonder andersom in zijn stoel te gaan zitten. ‘Wil je erover praten?’
‘Niet hier.’ mompelde hij, en stond op. Lily knikte begrijpend. Hij leidde Lily zonder nog een woord te zeggen de grote zaal uit, waarbij hij James en Sirius, die hun bestek neerlegden en hem nastaarden, straal negeerde. Daar ze aannamen dat de kassen wel verlaten zouden zijn totdat de les over een half uur begon, wikkelden ze zich in hun mantels en ploeterden door het natte gras. Halverwege deed Remus zijn mond open.
‘Sirius heeft me zodanig getraumatiseerd dat ik hem vertelde waarom ik bij Anderling was, en toen lachten ze me ervoor uit.’
‘Omdat je door hen net zo lang bent geterroriseerd dat je het vertelde?’ zei Lily verontwaardigt. Ze moest moeite doen Remus’ iets langere schreden bij te houden.
‘Nee... voor de reden dat ik Anderling gesproken heb.’
‘O. Dan neem ik aan dat je ook niet zo’n zin hebt het mij te vertellen.’ Lily hoopte dat ze de teleurstelling uit haar stem had kunnen houden. Haar kleine strooptocht de vorige dag had haar niets anders opgeleverd dan een schuldig geweten nog meer vragen, sommige omtrent een roze kanten slipje en opgezette knaagdieren. Ze geloofde nog steeds dat het haar recht was te weten of haar medeklassenoudste in de problemen zat of erop uit was het te veroorzaken, maar ze voelde zich beroerd omdat ze hem niet genoeg had vertrouwd om te wachten.
‘Nee. Maar wanneer ik beloftes maak, doe ik dat omdat ik ze ook wil houden.’ bracht Remus tussen op elkaar geklemde kaken uit, en stond stokstijf stil toen hij besefte wat hij gezegd had. Hij was echt een zielig braaf jochie... Nu begon hij te begrijpen waarom Sirius altijd probeerde dat aan hem te veranderen. Remus snoof. Maar natuurlijk was Sirius de reden dat hij zich zo voelde.
Lily was naast hem stil blijven staan, en hij kon haar blik nu al voelen schroeien.
‘Beloof me dat je niet gaat lachen.’
Lily trok een wenkbrauw op. ‘Ik beloof het.’
‘Zweer het.’
‘Goed, ik zweer het.’
‘Op het graf van je moeder.’ eiste Remus, wetende dat haar moeder een van de heiligste dingen in Lily’s leven was.
‘Op het graf van mijn moeder, ik zweer het. Maar niet van dat enge Onbreekbare Eed gedoe, okee?’
‘Natuurlijk.’ Zijn stem klonk echter alles behalve natuurlijk. Nadat hij diep adem had gehaald opende hij zijn mond, keek op naar Lily, en bevroor. De roodharige keek bezorgd toe hoe al het bloed uit zijn gezicht trok. Niet dat er om te beginnen al veel was, maar het was desondanks een zorgelijk aanzicht. Remus’ ziekelijke uiterlijk gaf mensen de indruk dat hij ieder moment dood neer kon vallen, wat hem de sympathie en de “teddybeerbehandeling” van alle vrouwen die te oud voor hem waren, en de constante bezorgdheid van de meisjes die er niet op de een of andere manier door werden afgeschrikt.
‘Remus, gaat het met je?’ Ze stapte naar hem toe, maar hij deinsde achteruit, één hand afwerend voor zich opgeheven.
‘Het gaat prima, maak je geen zorgen. Het is alleen...’
Met zijn ogen op de grond tussen zijn voeten en het idee dat hij niet tegen een ander persoon stond te praten in zijn hoofd om zich in staat te stellen überhaupt te praten, zei hij: ‘Luister goed, want ik denk niet dat ik je dit nog een keer kan vertellen. Ik ben naar Anderling gegaan om haar te vragen of ze me kon leren om bloemen uit het niets te laten verschijnen. Dat wil ik namelijk doen om Shara Karren te verrassen met een boeket amaryllis bloemen met Halloween. Dat wil ik doen omdat... ik verliefd op haar ben.’ Hij blies zijn adem uit alsof het zijn laatste ademtocht was en kneep zijn ogen dicht, wachtend op iets waar hij niet op kon komen, maar dat hem desondanks de stuipen op het lijf joeg.
Er was een stilte van gemiddelde lengte voordat Lily sprak.
‘Is dat alles?’
‘Wat?’ Remus’ ogen schoten open en hij keek Lily recht aan. Ze beantwoordde zijn blik met haar beide wenkbrauwen opgetrokken.
‘Na al die drukte die je er over maakte dacht ik dat je een of ander vreselijk geheim had. Dit is... nogal een anticlimax.’
Remus kromp. ‘O.’
Bij het zien van zijn terneergeslagen uitdrukking voegde Lily er snel aan toe: ‘Ik bedoel, het is natuurlijk niet iets triviaals en alledaags, maar het is nou ook weer niet... eh... iets waarvan ik had verwacht dat je er zo dramatisch over zou doen.’ eindigde ze zwakjes.
‘Er dramatisch over doen?’
‘Och, kom op Remus. Je deed alsof je voor een vuurpeloton werd geleid.’
‘O.’ zei Remus weer.
Lily grimaste en sloeg zichzelf in gedachten voor de kop. Geweldig, Einsteinette. Maak hem nog depressiever, wil je?
‘Okee, laten we dit nog eens proberen. Ahem. O Remus, dat is geweldig!’ Ze gooide haar armen rond zijn nek, hopend dat hij mee zou spelen. Gelukkig zuchtte hij na een gespannen momentje en klopte haar op haar rug.
‘Bedankt Lily.’
Ze liet hem los en glimlachte naar hem. ‘Het spijt me. Ik vind het echt leuk voor je. Shara Karren zei je? Ze is een vierdejaars Huffelpuf, toch?’
Remus knikte. Hij bloosde bijna. Bijna.
‘Sluwe vos die je bent.’ Lily porde hem in zijn ribben. ‘Is dat wat je zo nodig stil wilde houden? Ik moet toegeven, soms dacht ik dat de dag nooit zou komen. Dit is geweldig. Dus, zeg op, hoe lang is dit al aan de gang?’ Ze nam hem bij de arm en leidde hem naar de kassen.
‘A - aan de gang?’
‘Hoe lang ben je al, je weet wel, verliefd? Dit plannetje is duidelijk niet zomaar aan komen waaien.’
‘O... nou, eh, ik - ik weet het eigenlijk niet...’
‘Laat me het zo stellen: wanneer viel ze je voor het eerst op?’
‘Eh... op Platform 9 3/4, aan het begin van het tweede jaar, neem ik aan.’
‘Zo lang?!’
‘Nou ja, je kunt haar moeilijk missen, nietwaar? Ik bedoel, je zou zeggen dat ze een Malfidus is, afgaand op de kleur van haar haar en huid, en Malfidussen trekken de aandacht. En haar ogen... heb je ooit ogen als de hare gezien? Zo groot en, en... zijn ze blauw? Of paars, of groen? Ze zijn zo uniek, het lijkt bijna alsof ze van kleur veranderen afhankelijk van het licht. En ze passen bij haar huidskleur, is je dat ooit -’ Remus stopte toen hij merkte dat Lily er niet helemaal in slaagde haar gegrinnik te onderdrukken. Ze drukte een hand tegen haar mond toen hij haar aankeek in een vergeefse poging op te houden met giechelen. ‘Wat is er zo grappig?’
‘N - niets.’
Hij keek haar scherp aan.
‘O, stel je niet zo aan, Remus. Het is niets, alleen... gisteren zou je liever zijn gestorven dan dit toe te geven - dat je verliefd bent - en nu begin je voluit te kwebbelen zodra ze wordt genoemd in een gesprek.’
Remus trok een zuur gezicht. ‘Ik dacht dat dat het punt was van verliefdheid? Dat, en domme dingen doen om degene waarop je verliefd bent te imponeren.’
‘Wat? O nee, dat is het helemaal niet... Nou ja, misschien wel een beetje, maar niet alleen dat.’
‘Echt? O. Dat zal ik James maar eens vertellen. Misschien wordt hij een beetje minder irritant als hij weet hoe jij erover denkt.’
‘Dat doe je niet!’ riep Lily geschrokken uit.
‘Waarom niet?’ Remus keek haar vanuit zijn ooghoeken sluw aan en trok haar mee over het pad tussen de plantenbedden van de moestuin. Over een kwartier zouden ze hier Kruidenkunde hebben. ‘Ik dacht dat je de manier waarop hij je behandelt niet uit kon staan.’
Lily stamelde, maar er kwamen geen echte woorden uit. Hij had gelijk, haar reactie sloeg nergens op. Dat verwarde haar. En niet op een goede manier. Ze fronste. ‘Jij praat helemaal niet met Potter, meneer Lupos. Of was je vergeten wat het betekent om iemand een blauw oog te slaan?’
Ze staarden elkaar een tijd lang met vernauwde ogen aan, totdat ze tegelijkertijd in lachen uitbarstten. ‘Goed dan, gelijkspel.’ zeiden ze in koor. Ze grinnikten en gingen met hun rug tegen de deuren van de kas staan, hun gedachten voor zich gehouden.
‘Dus, effe serieus. Wanneer is dit begonnen?’
Remus zuchtte en haalde een hand door zijn lichtbruine haar, zijn blik weer eens op zijn voeten gericht. ‘Moet twee jaar geleden zijn geweest... Het was rond deze tijd van het jaar, ik was in de bibliotheek om onderzoek te doen voor een opstel van Staartjes. Ze kwam naar me toe en vroeg me of ik haar kon helpen met een probleem dat ze had met haar huiswerk voor Gedaanteveranderingen. Ik vroeg me af waarom ze het niet aan James of Sirius gevraagd had, want zij zijn nou eenmaal bekend om hun vaardigheid in Gedaanteveranderingen - meer dan ik tenminste. Wat bleek, ze durfde niet naar James of Sirius te gaan omdat zij... James en Sirius waren. Dus kwam ze naar mij, en het... klikte gewoon. Tenminste, bij mij. Sindsdien hebben we af en toe gepraat, maar niets meer.’ Hij haalde ongemakkelijk zijn schouders op.
Lily maakte ingewikkelde Voorspellend Rekensommen in haar hoofd en groef al haar kennis over Shara Karren op. Afgezien van haar ongewoon bleke koloriet, dat de arme meid wel eens in de problemen had gebracht met omdat het inderdaad aan de karakteristieke Malfidus-trekken deed denken, hoewel haar familie lang niet van zuiver bloed was (en Lily vroeg zich eventjes af sinds wanneer ze op dat soort dingen lette), was het lang geen opvallend meisje. Zo goed als geen strafblad, rustig en met een permanent tevreden uitstraling, hoewel behoorlijk schuw. Het verbaasde Lily niet dat dit het meisje was dat Remus uiteindelijk uit zijn schulp deed kruipen. Ze leken op elkaar. (Nou ja, op de tevredenheid en strafbladvrijheid na dan; Remus was een typische tobbende tiener met een ondeugend trekje dat soms grof onderschat werd.) Maar hoe meer ze erover nadacht, hoe minder het Lily ook verbaasde dat Remus de ijle band die ze leken te hebben niet wilde riskeren door te proberen intiemer te worden. Karrens tevreden uitstraling was behoorlijk constant; Lily had, als klassenoudste, een oogje op het meisje gehouden gedurende een periode van frequente, verontrustende aanvaringen met een aantal Zwadderaars die haar (en alle anderen) pestten, en wat Lily het meest verbaasd had aan de hele affaire was hoe weinig effect hun beledigingen, bedreigingen en vuile streken op haar goede humeur hadden. Het leek wel alsof ze niet in staat was echt bij de pakken neer te gaan zitten. Het was best mogelijk dat Shara Karren zo tevreden leek met haar huidige relatie met Remus dat het hem beroofde van zijn hoop dat ze in iets meer geïnteresseerd was. O jee.
‘Heb je haar wel eens aanwijzingen gegeven?’ vroeg Lily. ‘Zoals haar aanbieden haar vaker met haar huiswerk te helpen, of haar boeken dragen, of cadeautjes voor haar kopen wanneer je elkaar in Zweinsveld tegenkomt - wat kijk je me nou aan? Vertel me niet dat je niet het soort jongen bent die zoiets liefs zou doen.’
Het deel van Remus’ gezicht dat niet bestond uit zijn grote ogen was heel bleek. ‘Ik - natuurlijk is het bij me opgekomen, maar... dat zou zo - zo duidelijk zijn geweest!’ Dit bevestigde Lily’s eerdere gedachten; Shara wist van niets, en Remus was bang dat hij alles zou verpesten als hij haar benaderde. Er borrelde iets op in Lily. Iets koppelaarster-achtigs.
Ze trok een wenkbrauw op en zei schertsend: ‘En met Halloween bloemen te voorschijn toveren is geen “duidelijke” aanwijzing? Ik sta versteld van je logica, meneer Lupos.’
‘Ja, now, ik - ik heb gesloten niet meer zo’n watje te zijn en het gewoon te proberen. Als het niet werkt, dan is het tenminste voor eens en altijd achter de rug.’ zei Remus, die probeerde te klinken alsof zijn ingewanden niet in een driedubbele knoop draaiden bij de gedachte alleen al.
Er verscheen een brede grijns op Lily’s gezicht. ‘Dat is zo’n goede zet dat het me niet eens kan schelen dat het wel door Zwarts moet zijn geïnspireerd. Ik zal je helpen.’
‘Huh? Iek!’
Ze omhelsde hem, waardoor hij onmiddellijk rondkeek op zoek naar James. Het feit dat James geen Kruidenkunde meer volgde en dat het dus onwaarschijnlijk was dat hij hen in deze onthoofding uitlokkende positie zag nam niets van Remus’ angst weg, want hij wist dat James en Sirius de Sluipwegwijzer altijd bij zich droegen.
‘Lily, wat doe je?!’ piepte hij.
‘Laten we daarmee beginnen - je reactie op fysieke intimiteit. Als je een vriendinnetje wilt strikken zal zo’n preutse houding niet volstaan.’ Remus trok wit weg bij de gedachte aan hoe ze deze kennelijke fout zou “behandelen”, en wenste dat zijn moeder hem niet geleerd had dat je nooit geweld tegen een meisje mocht gebruiken, zelfs niet om je hachje te redden door haar van je af te halen. ‘Nee wacht, laten we daar niet mee beginnen. (Remus had het bijna niet meer van opluchting.) Die absurde schuwheid van je is veel dringender. Je trilt als een rietje en ziet er sinds we het kasteel uit zijn gekomen uit alsof je ieder moment flauw kunt vallen. Hoe dacht je ooit Shara te kunnen benaderen als je al zo reageert op een praatje met mij?’
De aankomst van de jonge professor Stronk en enkele van hun medeleerlingen bespaarde Remus een antwoord. ‘Zo simpel is het niet, Lily. Kijk, ik heb liever niet dat dit algemeen bekend wordt, dus kunnen we het er in het openbaar alsjeblieft niet over hebben?’
Ze maakte zichzelf van hem los, merkte hun publiek eindelijk op, en nam zijn hint ter harte. Ze keek Remus aan met een vastberaden glinstering in haar ogen terwijl ze uit de weg gingen zodat Stronk de deur van de kas kon ontgrendelen, en fluisterde: ‘Is goed. Maar denk maar niet dat je me kunt ontwijken, Remus - in mijn eerstvolgende vrije uur ga ik naar Anderling om een leeg klaslokaal te reserveren dat we als privé proefterrein kunnen gebruiken.’
Terwijl ze de kas binnengingen moest Remus zich ervan weerhouden te kreunen. Eerst was hij gek genoeg om Anderling om hulp te vragen, en nu had Lily zich aangesloten bij de gelederen van de beulen-die-hem-met-behulpzame-gebaren-hielpen-en-die-hij-niet-kon-ontsnappen-zonder-onvergeeflijk-onbeschoft-te-zijn. Hij wenste dat hij nooit had geleerd wat “vrouwelijk” betekende. En toen herinnerde hij zich hoe het licht op Shara’s golvende schouderlange haar weerkaatste op een luie zomerdag en stelde zich voor hoe het zou zijn om daar met zijn vingers doorheen te strijken terwijl zij hem liefdevol aankeek. Plotseling kon hij zowel Lily als Anderling wel kussen omdat ze zo lief en behulpzaam waren.
Er ging een verdacht gemompel rond aan het begin van het volgende lesuur. Zodra James mee probeerde te luisteren vielen de mompelaars verdacht snel stil, keken hem vreemd aan en begonnen te giechelen. Maar de Sluiper wist op te maken dat het onderwerp van hun gemompel niets te maken had met een van hun recente grappen of stunts, en zelfs niet een oude die terug onder de aandacht was gekomen. Het was zeer verdacht.
‘Ik wou dat je Wormstaart niet zo in elkaar had laten slaan.’ mompelde hij tegen Sirius. ‘Hij zou er zonder moeite achter zijn gekomen war die kruidenkundemeisjes het over hebben.’
Sirius trok alleen maar een wenkbrauw op. Aan het einde van het uur treuzelde hij en zei tegen Sirius dat hij niet op hem hoefde te wachten. Toen hij zag hoe Sirius naar een zwartharig meisje uit Ravenklauw (wiens naam hem momenteel ontschoot) lonkte stemde James hoofdschuddend en stilletjes lachend in. Toen de Ravenklauw vijftien minuten later de grote zaal in strompelde, nog steeds rood in het gezicht en tevergeefs proberend zich koelte toe te wuiven met haar hand, was James helemaal niet verbaasd, en begon weer stiekeme blikken op Lily Evers te werpen, die een eindje van hem af aan de tafel van Griffoendor opgewonden met Remus praatte.
Het feit dat Sirius zelf maar niet op kwam dagen begon hem nog een paar minuten later echter dwars te zitten. Hij staakte met tegenzin de beweging van zijn hoofd tussen Lily Evers en de deuren van de grote zaal (hij had eruitgezien alsof hij een tenniswedstrijd volgde) en ging op zoek naar zijn vriend. In zijn hoofd was hij al wraakplannetjes aan het verzinnen voor het geval Sirius’ afwezigheid veroorzaakt werd door Zwadderaars en ontsnappingsroutes aan het uitstippelen mocht een leraar Sirius op de een of andere manier met onmiddellijke ingang had laten nablijven. Een van die twee moest het wel zijn, aangezien het hier om Sirius ging. Daarom was hij nogal verbaasd over wat hij aantrof.
Sirius zat op een tafeltje in het nu verlaten Verweer Tegen de Zwarte Kunsten lokaal. Zijn haar zat door de war en er waren resten lippenstift achtergebleven rond zijn mond en oor, maar verder leek hij ongedeerd te zijn. Peinzend, ja, en misschien een beetje bleek, maar ongedeerd. Het zag er niet naar uit dat iemand hem lastig had gevallen. Tenzij het iets echt ernstigs betrof. James’ nekharen gingen overeind staan toen hij bedacht wat dit allemaal kon betekenen, gezien de huidige stand van zaken in de toverwereld.
‘Sirius?’ De hondenfaunaat in kwestie schrok op. Kennelijk was hij behoorlijk diep in zijn gedachten verzonken geweest. ‘Gaat het?’
‘Wat? Natuurlijk, waarom zou het niet gaan?’
James keek hem met een Blik aan die recht van zijn moeders gezicht had kunnen komen. Sirius schudde zijn hoofd - als een hond die water uit zijn vacht schudt - en stond op.
‘Het is niets, Gaffel.’
‘Kom bij mij toch niet met die onzin, Sirius. Eerst Maanling, nu jij...’
Sirius mond vertrok iets. ‘Meisjes zijn echt lastig, hè? Goed dan... ze zei dat ik waardeloos zoende.’
James kneep zijn ogen samen. ‘Is dat alles?’
‘Ja.’
‘Ik geloof je niet.’
‘Nou, bedankt weer.’ zei Sirius sarcastisch, voordat hij weer serieus werd. ‘Gaffel, als dit uitlekt en de rest van de heksen op Zweinstein dit hoort, is mijn reputatie -’
‘Toen ze beneden kwam zag ze er niet uit alsof ze een slechte kus achter de rug had.’ onderbrak James.
Sirius keek hem uitdrukkingsloos aan. ‘Ik... heb het zoengedeelte goedgemaakt.’ zei hij op een betekenisvolle, lijzige manier. James bestudeerde zijn gezicht aandachtig. Hij keek niet helemaal eerlijk. Maar ja, Sirius was zo’n goede en regelmatige leugenaar dat James neit wist waneer hij, zeg maar, net iets te hard probeerde te kijken alsof hij de waarheid sprak, omdat hij wist dat hij zo goed was in liegen en wist dat James zich dat zou herinneren, en dat hij echt de waarheid vertelde en er zo voor wilde zorgen dat James hem zou geloven. Ho, wacht - watte?
‘Weet je zeker dat er niet meer dan dat aan de hand is?’ vroeg James serieus.
Sirius keek hem recht in de ogen. ‘Ja. Ze verraste me, dat is alles. Die bende met Remus gisteravond, en toen vanochtend weer... het, nou ja, het heeft me meer van mijn stuk gebracht dan ik me had gerealiseerd.’
Nou ja, dat was tenminste waar. Zo ongeveer.
Sirius hield Remus de rest van de dag nauwlettend in de gaten. Hoewel de weerwolf zijn aanwezigheid bleef negeren, moest hij Sirius’ blik in zijn rug hebben voelen branden. Ze hadden één les samen, waarna Remus naar de bibliotheek ging om zijn huiswerk te maken. Daar hij de kwaaie bui van Remus er wel voor aanzag om punten van Griffoendor af te trekken voor het bekokstoven van grappen en stunts - wat de meest gebruikelijke reden was dat Sirius naar de bibliotheek kwam - als hij hem daar naar toe volgde, gebruikte hij in plaats daarvan de Sluipwegwijzer. Deze tactiek werkte ook toen Remus zijn klassenoudsteronde ging maken. Hij lette vooral goed op iedereen die langere tijd bij Remus in de buurt bleef. Toen zijn vriend (hoewel hij tot zijn eigen ontzetting een ongemakkelijk gevoel kreeg bij het woord dat hij anders zo zorgeloos voor zijn mede-Sluiper gebruikte) laat die avond terugkeerde naar de toren van Griffoendor, maakte Sirius de kaart leeg en ging naar beneden, naar de leerlingenkamer, met als smoes dat hij wilde zoeken naar een ganzenveer die hij was verloren. Zoals verwacht negeerde Remus hem en zette regelrecht koers naar de trap die naar de jongensslaapzalen leidde. Hij sprong op uit zijn stoel bij het vuur en versperde de andere jongen de weg.
‘Wij moeten praten, Remus.’
‘O?’ Hij scheen niet onder de indruk te zijn. ‘Gaat dit toevallig over jouw excuses?’
‘Nee, ik -’
‘Dan luister ik niet.’ Daarmee glipte Remus langs Sirius. Die laatste blokkeerde echter snel de trap. Remus keek hem woedend aan en probeerde hem uit de weg de duwen, maar Sirius duwde terug.
‘Wat moet je verdomme, Sirius?’
‘Ik heb een goede deal gemaakt vandaag.’ zei de zwartharige jongen kalm. ‘Je kent Clara Obscura van Ravenklauw toch wel? Nou, een tijdje terug vertelde ze mij dat ze een weddenschap had afgesloten met een vriendin van haar. Wie de populairste jongen kon zoenen. Ik weigerde destijds, maar vandaag kwam ik erachter dat die weddenschap nog steeds aan de gang is, wat voor mij goed uitkwam, omdat ik iets van haar terug kon vragen in ruil voor een zoen. Ze heeft me een aantal interessante dingen verteld.’ Sirius speurde nauwgezet Remus’ gezicht af naar enige reactie, maar het leek erop dat de bleke jongen een aardig uitgestreken gezicht aan het ontwikkelen was. ‘Over iets dat vanmorgen bij Kruidenkunde is gebeurt.’
‘Net iets voor jou om een meisje zo te behandelen.’ zei Remus kil. Maar waren zijn ogen daarnet groter geworden?
‘Weet je, ik begin te denken dat James misschien wel helemaal niet zo paranoïde is waar het op Evers en concurrenten in zijn strijd om haar hand aankomt als ik dacht.’ hield Sirius vol.
‘Laat me erdoor, Sirius Zwarts.’ siste Remus.
‘Ik had James bijna alles verteld zodra ik het hoorde.’
‘Heel fijn, maar ik weet niet waar je het over hebt, dus laat me erdoor!’
‘Ik zie het al.’ Sirius’ uitdrukking verduisterde. ‘Goed dan, dan zal ik rechtdoorzee zijn. Probeer jij Evers te verleiden?’
Hoofdstuk Een: Neem Uw Posities In!
Hoofdstuk Twee: En Raak Ze Weer Kwijt...
Hoofdstuk Drie: Hergroeperen, En Snel
Hoofdstuk Vier: Dit Heet Een Botsing
Hoofdstuk Vijf: Ik Heb Het Jullie Gezegd - Dat Doet Pijn
Hoofdstuk Zes: Vandaag Spelen We Op De Tast
Hoofdstuk Zeven: Dat Zag Je Zeker Niet Aankomen
Hoofdstuk Acht: Dit Moet Een Droom Zijn
Hoofdstuk Negen: Gedraag Je Alsjeblieft
Hoofdstuk Tien: Wonder Boven Wonder