FIC: Halloween Herrie V [Harry Potter, Sluipers]
Samenvatting van het Verhaal tot Dusver: Remus heeft de moed verzameld om Anderling om hulp te vragen bij het versieren van zijn meisje. Lily, die hem hielp Anderling te vinden, probeert er nu achter te komen wat hij van plan is. Na enige onenigheid met James heeft Sirius hetzelfde doel. Maar hij gaat een stuk directer te werk... Arme Remus wist niet wat hem te wachten stond en werd, gezien zijn schuwheid en onzekerheid, makkelijk door Sirius overgehaald om zijn plan te vertellen. Sirius deelt de nieuwe informatie later met James, en ze maken de grote fout om Remus ervoor uit te lachen. Dus terwijl Peter in de ziekenvleugel ligt bij te komen van en mislukte afleidingsmanoeuvre, lopen Sirius en James ook met blauwe ogen rond. De slechte bui van Remus wordt iets verlicht doordat Lily aanbied hem te helpen zijn verlegenheid aan te pakken. Ondertussen heeft Sirius het op zich genomen om erachter te komen waar een vreemd gerucht dat in Zweinstein de ronde doet over gaat. Hij is geschokt wanneer hij het hoort, en confronteert Remus er mee. Of liever gezegd, hij beschuldigt hem ervan dat hij Lily probeert te versieren. Dit duwt Remus eindelijk over het randje. Er worden harde woorden gewisseld, en wanneer James er ook eindelijk achter komt wat er gaande is, wordt de situatie explosief. Wie weet waar het puin neer zal komen...
Hoofdstuk Vijf; Ik Heb Jullie Gewaarschuwd – Dat Doet Pijn
Sirius wist dat hij er niet uit zag. Maar hij was niet zeker of hij er slecht genoeg uitzag om alle bezorgde blikken van de heksen van Zweinstein en de tartende opmerkingen van Zwadderaars die hij momenteel ontving, te verdienen. Hij haalde de Tweewegspiegel te voorschijn om zijn gezicht te bekijken, snapte het even niet, en kreunde toen. Hoe had hij dat kunnen vergeten? Hij had de reputatie een “lady killer” te zijn, dus wanneer hij ook maar een beetje gehavend uit zag en er geen aanwijzingen waren dat de oorzaak iets hartstikke stoers was, werd het opgemerkt. Alle vrouwen zij vervloekt. Hij kon de gedachten aan zijn huidige probleem verdrukken, maar eventjes de helft van de mensheid uit zijn gedachten bannen lukte zelfs hem niet.
Hij besloot zich van niemand iets aan te trekken. Hij wilde gewoon iets te eten en een beetje frisse lucht. Misschien werd daar zijn hoofd wat helderder van. Dan kon hij iets uit gaan vinden dat als bleek voor de hersenen werkte.
Zodra hij ging zitten werd hij echter van zijn plekje gesleurd. Vijf andere Griffoendors gingen tegen de grond toen de bank waar hij op was gaan zitten omkukelde.
‘Hee!’
‘We moeten praten.’
‘Sinds wanneer hoort op je kont meegesleurd worden bij praten?’
‘Kop dicht.’
‘Maar ik dacht dat je wilde praten?’
‘Kop dicht.’
‘James, mijn gewaad is geen dweil.’
‘Welke gedeelte van “kop dicht” snap je niet?’
‘Het gedeelte waarbij ik met mijn kont door de hal wordt gesleept! Oef.’
Met een laatste duw gleed Sirius over de marmeren vloer, tot hij netjes met zijn rug tegen de muur zat. Hij knipperde naar James, die over hem heen gebogen stond. Hij telde en knipperde nog eens.
‘Waar komt die blauwe plek vandaan? Die midden op je voorhoofd. Die was er eerst niet.’
‘Waar is jouw blauwe oog gebleven? Ik dacht dat we ze zouden houden zodat Remus er iedere keer dat hij ons ziet aan herinnert wordt wat een zak hij is.’
Sirius keek weg.
James’ gezicht vertrok van woede. ‘Ik had het kunnen weten! Je staat verdomme aan zijn kant!’
‘Waar heb je het over?’ vroeg Sirius verbijsterd. Hij kon nog steeds de uitdrukking op het gezicht van Remus zien terwijl hij de vriendschap die Sirius zo onaantastbaar had geleken, uit elkaar rukte. De blik in zijn ogen die zoveel rauwe, gapende leegte waar vertrouwen had moeten zijn.
‘Ik heb met Clara Obscura van Ravenklauw gepraat. Zij is het meisje dat je gisteren hebt gezoend voor informatie, als je het was vergeten of niet eens had gevraagd.’ Au. Bij Merlijns baard, wat was er aan de hand? Was het Sla-Gaten-In-Het-Zelfvertrouwen-Van-Sirius-Zwarts-Dag,-O,-En-Veel-Plezier-Met-Het-Strooien-Van-Zout-In-De-Wonden? ‘Ze heeft mij verteld wat ze tegen jou had gezegd. Je wist verdomme wat Maanling - die klootzak - probeert te doen, en je hebt het me niet verteld!’
‘Probeert te doen - o, bedoel je Lily versieren?’ Hij had James nog nooit zo kwaad zien kijken als op dat moment.
‘Ja, dat is wat ik bedoel!’
Sirius kon niet voorkomen dat hij instinctief in elkaar kromp. James draaide zich abrupt om, zijn armen over elkaar slaand. Hij balde zijn vuisten en hield ze stijf aan zijn zijden terwijl hij heen en weer stampte door de gang waar hij Sirius naar toe had gesleept. Hij zette zijn handen op zijn heupen, keek naar de nog steeds zittende Sirius, en opende en sloot zijn mond meerdere malen, zonder iets te zeggen. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn beginpositie, met zijn armen gekruist wegkijkend.
‘Je bent onuitstaanbaar, Sirius. Hoe kan ik nou fatsoenlijk kwaad blijven op jou wanneer je erbij zit als een geslagen hondje?’ Sirius veranderde van vorm, maar veranderde ook snel weer terug toen James hem scherp aan keek (en een beweging maakte alsof hij hem echt wilde schoppen). ‘Verdomme Sirius... je spant samen met Maanling!’
‘Jammer dat Maanling dat niet weet.’ mompelde Sirius, die weer serieus werd.
‘Wah?’
‘Maanling en ik... hebben gevochten. Over dat hele Evers zoenen gedoe.’
James keek hem eindelijk aan, een niet bepaald aangenaam verraste uitdrukking op zijn gezicht. ‘Jij ook?’
‘Jij ook?’
‘Dat zei ik.’
‘Ja, maar ik ben degene die met hem heeft gevochten, dus zou ik het niet ook moeten zeggen?’
‘Ho ho, wacht even. Wanneer is dit gebeurt? Tussen jou en Maanling, bedoel ik.’
‘Gisteravond.’ gaf Sirius met tegenzin toe.
‘Dus dat is wat...’
‘Ja. Ik wilde niet van het slechtste uitgaan nadat Obscura me die dingen had verteld, omdat, je weet wel, het over Remus ging. Maar hij zag het zo niet...’ Hij vertelde James wat er de avond tevoren was gebeurt onderaan de trap in de toren van Griffoendor, opgelucht dat hij het aan iemand op kon biechten en, hoewel Remus dan plotseling beslist mocht hebben dat hij een slavendrijver en het kind van Satan was - en, moest hij schoorvoetend toegeven, dat Peter alle reden had het daarmee eens te zijn - blij dat James tenminste nog aan zijn kant stond. James was net zo geschokt als hij was geweest, en zeker veel verontwaardigder.
Hij liet zich naast Sirius tegen de muur zakken. ‘Hij durft wel! Jou ervan beschuldigen dat je een slechte vriend bent - waarom trouwens? ik snap hier niks meer van - terwijl hij degene is die achter het vriendinnetje van zijn zogenaamde vriend aan zit.’
Sirius was het daar graag mee eens geweest, maar zo simpel was het niet. ‘Nou ja, zie je...’ zei hij voorzichtig, wetend dat zodra James aan de praat raakte over Evers, hij bijna niet meer te stoppen was. ‘Dat is het hem juist: ik weet zeker of hij wel echt achter Evers aan zit.’
James snoof. ‘Je zei net nog dat hij het niet ontkende.’
‘Ja, maar hij heeft ook niets toegegeven.’
‘Dat is omdat je hem niet onder druk hebt gezet. Je weet dat hij een watje is op die manier.’ Hij begon te tieren over hoe oneerlijk het allemaal wel niet was: Lily die Remus’ kant koos in plaats van de zijne en Remus die achter zijn rug om bij Lily slijmde. Sirius was in staat om, door streng te filteren en van Jamesiaans naar Algemeen Beschaafd Nederlands te vertalen, genoeg informatie te betalen om uit te vogelen wat er eerder die ochtend was gebeurt. En hij stond de hele tijd versteld van de totaal ongefundeerde bezitterigheid van James, waar het op Lily Evers aankwam.
‘Goed, goed, ik snap het.’ onderbrak hij uiteindelijk ferm. ‘Remus is een verdomde klootzak en Evers zou aan je vast gefantastaped moeten worden zodat ze er niet met andere jongens vandoor kan gaan. Maar je moet toegeven dat het niet klopt. Als hij probeerde Evers te versieren zou hij zijn afspraak met Anderling toch voor haar geheim hebben gehouden? Trouwens, ik denk dat hij Anderlings lessen nog niet opgegeven heeft. Evers maakte me eerder vanochtend wakker om te vragen waar Remus was, omdat Anderling naar hem zocht -’
James keek zuur en mompelde: ‘Nou, ze heeft hem gevonden.’ Sirius kon het niet laten de nauwgezette timing van de situatie te bewonderen, maar besloot dat wijselijk stil te houden. ‘Ze weet hem altijd te vinden.’ mopperde James verder. ‘Het is gewoon niet eerlijk. Ik laat hints ter grootte van aambeelden vallen, recht op haar tenen, en ze weigert me zelfs maar aan te kijken. En Remus, wat doet hij? Niks, en ze hangt helemaal over hem heen! O wacht, ik snap het - ze vind hem leuk omdat hij zo meisjesachtig is. Je krijgt nooit een duidelijk beeld van hem, en wanneer je denkt dat je hem eindelijk snapt doet hij iets echt idioots zoals een weerwolf blijken te zijn of verliefd worden, en dan kun je weer van voren af aan beginnen. Ze zijn allemaal hetzelfde. Keren zich bij de eerste de beste gelegenheid tegen je...’
‘Heb je wel geluisterd, Gaffel? Heb je wel nagedacht?! Doe normaal! Remus zit niet achter Evers aan.’
‘Je verdedigd hem alleen maar om zijn ongelijk te bewezen.’
Sirius wilde dat niet toegeven. Hij weigerde. ‘Remus zit niet achter Evers aan.’ hield hij koppig vol. ‘Hij zou niet zo kwaad op me zijn geworden als het wel zo was. Je zei het zelf - hij is een watje op die manier. En stel dat hij echt gisteren met Evers gezoend heeft. Hoe zou hij dat moeten hebben gedaan? Hij is pas twee dagen geleden begonnen bloemen te leren oproepen. Hij heeft simpelweg nog geen tijd gehad om zijn plan in werking te zetten, laat staan om resultaten te bereiken.’
‘Ze waren bij de kassen. Je weet wel, die dingen met planten en bloemen erin?’
‘De kassen worden ’s nachts op slot gedaan. Remus kon er niet in zijn gekomen.’
James sneerde en haalde gefrustreerd een hand door zijn toch al warrige haar. ‘Het zou me niet verbazen als hij haar vertelde wat er in Anderlings kantoor is gebeurt en dat zij - zij dacht dat het zo lief van hem was dat hij zijn plan niet meer nodig had.’
‘Waarom zou Anderling hem dan nog steeds hebben laten komen?’ Sirius begon geïrriteerd te raken.
‘Omdat ze nog niet wist dat het niet meer nodig was.’
‘James, hou op. Nu.’ zei Sirius met op elkaar geklemde kaken. ‘Of ik zal Maanlings kant kiezen, ook al haat hij me op dit moment meer dan wat dan ook.’
James keek hem kwaad aan. Sirius keek kwaad terug.
‘Ik weet zeker dat Remus niet achter Evers aan zit, Gaffel.’
‘Maar je kunt het niet bewijzen.’
‘En jij kunt niet bewijzen dat hij wel achter haar aan zit.’
James sloeg zijn ogen neer, zijn frustratie en onzekerheid duidelijk van zijn gezicht af te lezen. Sirius kon het niet aanzien, en voor het eerst voelde hij dat hij kwaad werd op Remus. Kwaad zijn op Remus zorgde er altijd voor dat hij zich schuldig ging voelen, omdat... hij een goede vriend was en... o, krijg wat, omdat hij medelijden had met de jonge weerwolf!
Hij had gelijk... en als hij hierover gelijk had, hoe zit het dan met de andere dingen die hij heeft gezegd?
Sirius perste zijn lippen samen. Okee, er zat een kern van waarheid in wat Remus had gezegd. Maar hetzelfde gold de laatste tijd ook voor Remus. In dat geval was Sirius niet van plan zich nog schuldig te voelen. Hij schudde zijn hoofd zoals en hond zou doen om water uit zijn vacht te krijgen, en slingerde de gedachten figuurlijk van zich af.
James nu, Remus later.
Hij wist precies waarmee hij zijn donkerharige vriend op kon beuren. Spionage.
Sirius wendde zich met een sluwe grijns tot James. ‘Wat dacht je er dan van als we bewijs gingen verzamelen?’
Bij het zien van Sirius’ niets goeds voorspellende uitdrukking trok James een wenkbrauw op, meteen aangemoedigd door het zelfvertrouwen van zijn vriend. ‘Ik neem aan dat je een plan hebt...?’
‘Natuurlijk! We sturen Wormstaart op hem af. Zo simpel als wat. De perfecte spion voor alle gelegenheden - hij past zelfs in je tas of de achterzak van je gewaad.’
James snoof, en het stemde Sirius tevreden dat de grijns op zijn gezicht bleef. ‘Dan neem ik ook aan dat Wormstaarts nieuwe bosbessenpudding-uiterlijk te verhelpen blijkt te zijn?’
‘Zeker weten. Hij komt rond etenstijd vrij. Ik heb het gecontroleerd.’ Hij gaf niet om Wormstaart? Ha! ‘Als hij niet op komt dagen zullen we echter een aanval op de ziekenvleugel moeten voorbereiden. Ze kan onze rat niet eeuwig vasthouden.’
‘Een duidelijk win-win situatie.’
‘Inderdaad. En nu, als je het niet erg vindt,’ Sirius krabbelde overeind. ‘Ik ga eten. Iedereen die me nu nog stoort wordt vervloekt.’
‘Een redelijke maatregel. Zin in een potje Zwerkbal wanneer je klaar bent?’
‘Ja hoor. Het is alweer een tijdje geleden dat ik gespeeld heb, ik raak uit vorm.’
Zonder dat Peter het wist, veroorzaakte zijn vervroegde vertrek uit de ziekenvleugel een aantal veranderingen in de plannen die zijn vrienden slechts een paar uur daarvoor hadden gemaakt. Sirius en James hadden er namelijk niet op gerekend dat hij Remus zou vinden voordat zij hem vonden.
Aangezien zelfs de porbare, sleepbare en over het algemeen meegaande Peter het niet voor eeuwig uit kon staan onder de hoede van de overbezorgde Madame Pleister te verblijven, veranderde hij zodra ze hem gezond had verklaard in een rat en ging ervandoor. Je zou Peter nooit horen zeggen dat het Sluiper-zijn zijn zelfvertrouwen en zelfstandigheid geen goed had gedaan. Hij dacht niet dat hij ooit zo dapper, nobel, cool of aardig als zijn vrienden zou zijn, maar hij was blij dat hij een plaatsje in hun midden had kunnen veroveren. Waarom Sirius en James hem tolereerden en Remus zich over hem ontfermde snapte Peter geenszins, maar hij was niet van plan ondankbaar te zijn voor de vriendschap die ze hem gaven, hoe ongemakkelijk die vriendschap soms ook was. Hij had makkelijk het slachtoffer kunnen worden van de kracht van de Sluipers (het was een klein wonder dat dat niet gebeurd was), maar in plaats daarvan had hij een van hen mogen worden. Het was geruststellend te weten dat hij een plaats had waarvoor hij geschikt was, dat hij een belangrijke rol speelde in de hiërarchie, zelfs als zijn plaats in die hiërarchie de laagste was die je kon krijgen.
Daarom bracht wat hij aantrof hem zo van streek.
Hij slofte de trap naar zijn slaapzaal op zonder het flauwste vermoeden van wat komen ging, opende de deur (die hij, toen hij handenwringend terugdacht, niet de schuld kon geven van zijn penibele situatie, omdat de Sluipers er streng op toezagen dat hun slaapzaal ten alle tijden gesloten bleef, voor het geval een van hun streken opgemerkt zou worden of probeerde te ontsnappen), stapte naar binnen - en vroor aan de vloer vast. Remus was daar, op zijn bed met zijn rug naar de deur en zijn hoofd in zijn handen. Zijn schouders schudden en zijn zware ademhaling stokte af en toe.
Even weigerde Peters geest het te accepteren - Remus was aan het huilen! Remus, die huilde in het holst van de nacht wanneer hij dacht dat niemand hem kon horen, die zich schuldig voelde als zijn vrienden het merkten en hem probeerden te troosten. En James en Sirius probeerden hem altijd te troosten. Maar Remus was alleen. Waar waren ze? Wat was er gebeurt? Waarom waren ze niet hier?
‘Remus?’ hoorde Peter zijn eigen stem zeggen, ondanks het feit dat alle logica eiste dat hij zich zo stil mogelijk hield, omdat Remus hem anders op zou merken en hij zou moeten - hij kon niet - !!
Remus sprong bijna door de hemel van zijn bed en draaide zich angstig verrast om naar Peter. Hij stotterde zijn naam en probeerde snel de tranen van zijn wangen te vegen, maar moest hebben beseft dat het nutteloos was, aangezien hij in plaats daarvan zijn gezicht bedekte en zich weer omdraaide.
‘Remus...’ Peter stapte aarzelend naar voren. ‘Wat is er mis?’
‘E - er is niets mis. Er zit gewoon iet in mijn o - oog, dat - t is alles.’
‘Dat is niet waar.’ zei Peter voorzichtig. Remus zei altijd dat er niets mis was, en Sirius en James wisten op de een of andere manier altijd dat hij loog.
‘Een vloek! Ik ben in het gezicht geraakt met een Statitriciteitsspreuk.’*
Kon dat het zijn? Peter wist een hoop over spreuken en vervloekingen - hij werd er de hele tijd door geraakt, en hij was echt niet zo dom, dus hoe kon het ook anders? - en het was duidelijk dat Remus zich ofwel vergiste, of loog.
‘Dat is ook niet waar.’ zie de mollige jongen zwakjes. ‘Remus, is er iets gebeurd?’ Waar was hij in vredesnaam mee bezig? Hij zou Sirius of James moeten halen - of beiden, nog beter - zodat zij konden helpen. Hij was niet geschikt voor dit soort dingen.
‘N - nee.’ zei Remus met onnatuurlijk hoge stem. Toen keek hij naar Peter en barstte in snikken uit. ‘Ja,’ zij hij met een piepklein stemmetje, en zonk terug op zijn bed. ‘Ik heb zoiets vreselijks gedaan...’
‘M - moet ik Sluipvoet of Gaffel halen?’
‘Nee!’ De plotselinge kracht van die uitbarsting schokte Peter. ‘Niet doen - alsjeblieft... blijf. Zou je naar me willen luisteren? Ik moet het aan iemand vertellen, ik wordt hier gek van. God, dit is zo stom - ik kan maanden achtereen stil blijven, maar zodra ik ook maar één dingetje laat glippen lijkt het wel alsof ik niet meer kan ophouden met praten.’
Peter naderde de weerwolf behoedzaam en ging naast hem op het bed zitten. Remus kneep krampachtig zijn handen samen in zijn schoot. Hij grimaste toen hij merkte dat Peter naar hem staarde. ‘Tegen het trillen.’ Hij hield ze uit en Peter kon de trillingen duidelijk zien. Remus lachte dunnetjes en wreef zich in de ogen. ‘Zielig hè? De grote boze wolf, trillend als een rietje zodra hij zijn eigen klauwen ziet.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Peter uit morbide nieuwsgierigheid.
‘Ik heb de grootste fout van mijn leven gemaakt. Ik ben zo stom geweest, ze zullen me waarschijnlijk nooit meer vertrouwen. Ik - ik heb tegen Sirius geschreeuwd. Ik zei, ik beschuldigde hem ervan - waar het op neerkwam - dat hij een egoïstische zak was die eigenlijk - die alleen om James en zichzelf gaf, en dat hij jou alleen tolereert zodat je zijn ego kunt strelen en dat - dat hij opperde dat jullie faunaten zouden worden omdat hij dat stoer vond, en dat een monster als vriend hebben stoer was.’
Peter was geschokt, maar past bij “monster” hapte hij naar adem. ‘Remus, zeg dat toch niet! Als James of Sirius horen dat je jezelf monster noemt worden ze ontzettend kwaad.’
‘Nee, o nee, niet meer. Ze zullen het met me eens zijn. Roerend eens. Wie zegt er nou zulke dingen tegen zijn vrienden? Ze hebben gelij- Nee.’ Remus kneep zijn ogen dicht, leunde voorover en begroef zijn hoofd in zijn armen. Peter kon niet zeggen of het geluid dat hij maakte een snik of een klein, hysterisch lachje was. ‘Ik ben geen monster, het is over drie weken pas volle maan. Geen zorgen Peet, dat zal ik niet meer zeggen. Maar kijk nou toch eens naar me. Ik ben zo’n bende. Zo’n zielig, harteloos, hersenloos excuus voor een menselijk wezen.’ In plaats van te kalmeren, leken Remus zich alleen maar verder van de wereld te praten.
Peter was geschokt en geschrokken en geschokt en, tja, heel erg geschokt. Hij wist dat Remus walgde van wat hij was - dat was de enige reden dat Peter niet zó bang voor hem was dat hij iedere keer dat de weerwolf de kamer binnenkwam, schreeuwen weg wilde rennen, maar zelfs met hem mee kon voelen. Maar zo erg... Dit hoorde niet. Het was niet goed. Remus was vriendelijk. Remus was waardig. Remus was het geweten van de groep. Hoe kon dit zijn gebeurd?
Peter besefte pas dat hij dat laatste hardop gevraagd had toen Remus stilviel en hem aankeek. Er vormde zich en brak een ietwat manische glimlach op zijn gezicht en hij sloot diep ademend zijn ogen. De broos uitziende jongen stond op en begon door de slaapzaal te ijsberen terwijl hij sprak.
‘Dat klopt, jij weet er niet van. Je was in de ziekenzaal toen het gebeurde.’ Remus haalde huiverend adem voordat hij zijn relaas van de afgelopen dagen begon. Hij vertelde Peter dat terwijl de rattenfaunaat voor een “afleiding” zorgde - hij keurde dat duidelijk nog steeds af - Sirius hem (Remus) ging “redden” van Anderling, waarbij hij het hele plan dat Remus zo zorgvuldig had opgezet door de war schopte.
‘Het heeft me zo lang gekost om de moed te vinden naar Anderling te stappen, Peter... Ik weet hoe dit moet klinken, maar ik was doodsbang. Ik kon bijna niet geloven dat Anderling akkoord ging, en als het iemand anders dan Anderling was geweest denk ik dat ik er vandoor was gegaan. En toen kwam Sirius binnen en mijn zenuwen stonden al op scherp en ik was zo nerveus - ik - ik moest rustig worden, maar dat kon ik niet, Sirius bleef me maar ophitsen. En toen lachte Sirius me it toen ik hem vertelde wat ik aan het doen was - dat deed pijn, Peter. En toen James ook - het voelde alsof - o dit is zo stom, hoe heb ik ooit zo stom kunnen zijn? - mijn eigen vrienden denken niet dat ik het waard ben, of in staat ben v - verliefd te worden. Het voelde alsof ze niet dachten dat ik het waard was iets anders te zijn dan hun vriend, alsof ze wilden at ik voor altijd bleef zoals - ik wilde gewoon dat ze blij voor me zouden zijn, Peter! James en Sirius en jij zijn de reden dat ik de moed heb gevonden mijn droom - verdomme, dit klinkt afgezaagd - jullie, jullie vriendschap gaf me de kracht om te denken dat ik, je weet wel, op een dag misschien een vriendinnetje kon krijgen. Maar ze - ze lachten me uit, en ik voelde me zo verraden, en ik wilde daar niet aan denken en ik werd kwaad, zo kwaad...’
Hij vertelde Peter over Lily en Sirius. Zijn gesprek onder aan de trap met Sirius kon hij zo levendig terughalen dat Peter het gevoel had alsof hij bijna lijfelijk bij de confrontatie aanwezig was. Toen Remus aankwam bij het punt waarop hij naar boven stormde, stopte hij met ijsberen en zonk neer waar hij stond, sloeg zijn armen om zijn knieën en keek Peter aan met een wanhopige blik in zijn ogen.
‘... dat was zo... zo ongelofelijk stom. Er moet een beter woord zijn voor wat ik was, stom is bij lange na niet sterk genoeg. Lily, ze is zo’n schatje geweest, zij heeft alles gedaan waarvan ik wilde dat Sirius en James het zouden doen. En toen Sirius zei wat hij zei... knapte er gewoon iets. Hoe durfde hij, dacht ik. Ik - ik verloor m’n verstand. En voor ik het wist had ik hem al die vreselijke dingen verteld, de dingen waarvan ik wist dat ze hem het meest zouden kwetsen - ik had gewoon m’n mond moeten houden, ik had hem dat nooit moeten vertellen, het was niet eerlijk. Ik zei nota bene tegen Sirius dat hij een hypocriete vriend was. Hij haat me nu vast. James weet het ondertussen vast ook. Ik weet niet of hij het wist toen - ik had moeten... hoe kunnen ze me ooit weer vertrouwen als ze weten dat ik zulke gevoelens heb? Het was niet waar - niet echt. Het is niet hun schuld, het is de mijne. Ze zullen het nooit begrijpen, ze zijn zo zelfverzekerd, ze weten niet hoe het is om... o Merlijn, ik had gewoon m’n stomme bek moeten houden. Maar ik was zo van streek, zo nerveus...’
Peter was sprakeloos. Het enige dat hij kon doen was luisteren naar hoe Remus de woorden uit zijn keel wrong, hem vertelde wat hij niemand anders kon vertellen - niet meer. Zijn ondertussen schorre stem klonk gepijnigd toen hij zei: ‘Lily is echt... God, ik haat mezelf iedere keer dat deze gedachte bij me opkomt, maar Lily is een betere vriend geweest de afgelopen paar dagen dan Sirius en James. Ik neem aan dat drie echt teveel is. James en Sirius zouden nooit iets doen om elkaar te kwetsen, ze staan elkaar altijd bij, ze zijn net broers. Het was stom van me te denken dat ik net zulke goede vrienden met ze kon zijn.’
Remus leek niet te merken hoe hij er automatisch vanuit ging dat Peter niet eens in de zelfde categorie viel als de andere Sluipers, en nu was Peter degene die zich voelde alsof er een punaise in zijn rug werd gestoken - Remus was altijd zo aardig voor hem.
‘Arme Regulus, ik denk dat ik nu snap hoe hij zich moet voelen.’ ging Remus verder, met een bitter lachje. ‘Maar Regulus had tenminste een goede reden te denken dat hij op zijn grote broer kon rekenen. Ik was gewoon een idioot die dacht dat de eerste de beste persoon die niet afgeschrikt werd door mijn lycantropie automatisch een perfecte vriend zou zijn. Ik wist dat ze dat niet waren - begrijp me niet verkeerd, ze zijn de beste vrienden die ik ooit heb gehad en ik kan nooit iets anders dan dankbaar zijn voor wat ze voor me hebben gedaan en nog steeds doen... ze begrijpen het gewoon niet. Ze weten niet hoe het is om vast te zitten in dit - dit besmette lichaam, om deze walgelijke kruising tussen een mens en een monster te zijn.’
Er ontsnapte de weerwolf een broos lachje, en hij liet zijn gezicht tegen zijn knieën rusten. Hij rilde van top tot teen. ‘Goeie genade, als ze toch eens wisten wat een zooitje het is in mijn hoofd. Dan zouden ze er helemaal niet zo happig zijn vrienden met me te zijn. En het zou nog erger zijn als zij er niet waren. Ik denk niet dat ik mezelf onder controle zou kunnen houden, als het niet was om de weinige vrienden die ik heb, te behouden.
Lily... ze zat vanmiddag naar me te kijken... kijken alsof ik een puzzel was die een paar stukjes miste. Die blik in haar ogen - ze stelde geen vragen, waarschijnlijk omdat we bij Anderling waren en ze mijn les niet wilde onderbreken - maar ik wordt er gek van - dat ik haar niet kan vertellen wat er aan de hand is. Ze is bezorgd om me, Peter. Ze geeft echt om me. Ik zou liever doodgaan dan dat ik haar tegen me opzet, maar het voelt zo oneerlijk om haar niet te vertellen over mijn aandoening. Zij zou niet moeten lijden onder mijn problemen, zeker niet als ze niet eens van de helft ervan weet. Ze ziet de nare gevolgen en Merlijn weet wat ze ervan denkt.’
Peter vond eindelijk zijn stem terug, een beetje krakend en schijnbaar losgekoppeld van zijn gezonde verstand door de vele klappen die recentelijk toegebracht waren aan de funderingen van het leven van zijn eigenaar. ‘Ik weet zeker dat alles goed komt. Als je met ze praat zullen ze vast en zeker -’
‘Nee.’ zei Remus langzaam. Hij keek Peter niet aan. ‘Ik wil niet... ik - het is... Ik wil niet dat zij dit te weten komen. Kijk, Peter, het punt is...’ Hij leek te krimpen. ‘Zelfs nadat ik je dit allemaal heb verteld, ben ik nog steeds kwaad en gekwetst. De gevoelens gaan maar niet weg. Mijn trots -’ hij spoog het woord uit alsof het een vies smakend Smekkie was. ‘Laat het niet toe. En... ik schaam me. En ik ben bang. Jij kent me beter dan zij - heb je je dat ooit beseft? Heb je ooit het gevoel gehad dat je iets groters, iets beters dan jezelf wilt zijn, omdat je wilt dat je vrienden je respecteren als gelijken, in plaats van dat ze je alleen maar tolereren omdat ze je zielig vinden?’
Ja. Dat had Peter.
‘Het is zoiets. Ik wil niet dat ze weten hoe... onwaardig ik ben. Dat klonk verkeerd, ik weet het, maar het is het enige juiste woord. Het voelt zo goed om hen te behandelen zoals zij mij te behandelen, zonder me zorgen te hoeven maken of ze niet eigenlijk op me neer kijken met alle walging die ik verdien, en achter mijn rug om wrede grappen maken. Dat jij dit nu hoort is niet erg omdat - vat dit alsjeblieft niet verkeerd op Peter, ik mag je echt heel graag, maar je bent niet... nou ja...’
‘Niet zo sterk als Sirius en James. Je zou niet willen zijn zoals ik.’ maakte Peter voor hem af.
Remus keek op, een schuldige uitdrukking op zijn gezicht.
‘Het is goed.’ zei Peter stilletjes. ‘Ik neem het je niet kwalijk... Ik voel me hetzelfde.’
‘Vertel Sirius of James alsjeblieft niet wat ik jou heb verteld.’
‘Ik beloof het.’
Remus glimlachte naar hem, en Peter dwong zichzelf terug te lachen. Er was die middag weer een geruststellende illusie aan zijn leven onttrokken. Het ontmoedigde hem te weten dat zelfs de aardigste mensen zo onzeker en onstabiel waren vanbinnen, als een koude regenbui op een dag die warm en zonnig had moeten zijn. En hoewel zijn hart uitging naar Remus, was hij bang voor de storm.
Aanvullende Notities
* “Statitriciteitsspreuk” – De vloek die Clara op James’ gezicht gebruikte nadat hij zijn belofte had verbroken door haar haren groen te maken.
Hoofdstuk Een: Neem Uw Posities In!
Hoofdstuk Twee: En Raak Ze Weer Kwijt...
Hoofdstuk Drie: Hergroeperen, En Snel
Hoofdstuk Vier: Dit Heet Een Botsing
Hoofdstuk Vijf: Ik Heb Het Jullie Gezegd - Dat Doet Pijn
Hoofdstuk Zes: Vandaag Spelen We Op De Tast
Hoofdstuk Zeven: Dat Zag Je Zeker Niet Aankomen
Hoofdstuk Acht: Dit Moet Een Droom Zijn
Hoofdstuk Negen: Gedraag Je Alsjeblieft
Hoofdstuk Tien: Wonder Boven Wonder