FIC: Hoe Geen Vice-Minister van BZ te Ontvoeren III [Gundam Wing x Ranma ½]
Titel: Hoe Geen Vice-Minister van Buitenlandse Zaken te Ontvoeren
Auteur: Omnicat
Geschikt Voor: Alle Leeftijden
Genre: Humor
Spoilers & Gewenste Voorkennis: Gundam Wing in z’n geheel en algemene kennis van Ranma ½.
Waarschuwingen: Geen.
Koppels: Bijna maar net niet Heero x Relena.
Disclaimer: *vinkt aan*
Samenvatting: Als je zo’n drie keer per dag ontvoerd wordt, kan het gaan vervelen. Het is altijd hetzelfde liedje, weet je wel? Maar sommige incidenten zijn toch gedenkwaardig...
Notitie van de Auteur: Veel leesplezier!
Hoe Geen Vice-Minister van Buitenlandse Zaken te Ontvoeren; Tijdens het Diner
Relena had het liefst de hele dag geen hap meer gegeten, maar een politicus moest nou eenmaal doen wat een politicus moest doen. En soms was dat dingen naar binnen werken die haar moeder haar toen ze jong was geleerd had nu meteen uit haar mond te halen, jongedame. Ze moest. De wereldvrede hing er vanaf. Als ze het niet deed zou de hel losbarsten.
Nog één schapenoog in slakkensaus en ze zou de volgende wereldoorlog veroorzaken. Zonder handen!
Het krijsende schrapen van de stoelpoten deed een doodse stilte vallen. Relena stond op en toverde haar beleefdste glimlach te voorschijn. ‘Neem me niet kwalijk, ik moet even mijn neus poederen. Laat me u vooral niet van uw maal en gespreksstof houden. Excuseer.’
Ze draaide zich om en greep bij het verlaten van het vertrek Heero, die iets opvallender dan gewoonlijk met zijn opnameapparatuur-op-zakformaat buiten de deur stond, bij de mouw, en fluisterde dringend ‘Ik heb kleingeld nodig. Nu!’ in zijn oor.
Dat hij een beetje verdwaasd was en even de tijd nodig had om zijn verstand bij elkaar te rapen kon ze begrijpen, maar toen hij zijn mond open deed om iets te vragen - ‘Watte?’, naar zijn gezicht te beoordelen - werd het Relena toch te gortig. Tussen haar tanden door grauwend deed ze met beide handen een graai in de zakken van zijn jasje. Toen ze ze terug trok had ze in haar vingers een onvoorstelbare hoeveelheid troep geklemd: de snoertjes en batterijen van zijn apparatuur, paperclips en een stel pennen, een rolletje ijzerdraad en een vierkante bruine massa die alleen voor kneedbommen bestemd kon zijn, blanco stickers, doorzichtige stickers, stickers met “baas in eigen bom” erop, een restantje kip in een boterhamzakje, een jojo, duimgrote sterretjes- en cirkelponsen, verfrommelde velletjes vouwpapier, verscheiden plectrums in felle kleuren, visaas, een muizenval...
Eventjes kon Relena alleen maar naar haar handen kijken en zich afvragen waar ze het allemaal in vredesnaam vandaan had gehaald. Van de buitenkant zagen Heero’s zakken er gewoon plat uit. Toen deponeerde ze de hele bende zonder ceremonieel in Heero’s eigen handen en stak met nog minder ceremonieel die van haar in zijn broek. Broekzakken. Niet dat het veel verschil uitmaakte, afgezien van het feit dat zelfs Heero Yuy zijn portemonnee waarschijnlijk niet zo dicht tegen zijn huid droeg. Temidden van de regen van troep die uit Heero’s handen viel haalde Relena zijn portemonnee te voorschijn, en nog voordat het laatste elastiekje de grond raakte had ze het alweer slordig terug gepropt, een handvol kleingeld lichter.
Relena vloog de trap aan het eind van de gang af en Heero greep naar zijn hoofd, dat nog steeds pijnlijk en draaierig was van zijn val eerder die middag, en liet zich langs de muur op de grond glijden.
‘Dit is mijn dag niet.’ kreunde hij.
Een paar minuten later verfrommelde Relena met een metalig gekraak een leeg frisdrankblikje, boerde achter haar hand, en leunde met gesloten ogen tegen de zijkant van de frisdrankautomaat die in de lobby van het hotel stond.
Wat kan mij waardigheid ook schelen, dacht ze. De volgende keer dat ze me zoiets walgelijks voorschotelen eis ik prik in de koeler. En als ze daar problemen mee hebben verklaren ze maar lekker de oorlog aan elkaar. Kan mij het ook schelen.
‘Neem me niet kwalijk.’
Relena sprong verschrikt overeind. Voor haar stond opeens een jongen van ongeveer haar leeftijd, misschien iets ouder, met dik zwart haar en een okerkleurige tuniek. Hij droeg een hoofdband en windsels om zijn benen. Op zijn rug hing een grote reisrugzak met een rode paraplu erbovenop gebonden, en hij zag er stoffig en verwaaid uit. Heel even vroeg Relena zich af of ze zich nog wel in het juiste hotel bevond; reizigers zoals deze knul verbleven doorgaans niet in zo’n belachelijk dure tent.
‘Ik ben nu toch in Parijs?’ vroeg de jongen dringend. ‘De hoofdstad van Frankrijk?’
‘Ja, natuurlijk.’ zei Relena verbouwereerd. Toen herinnerde ze zich haar manieren en voegde er op vriendelijker toon aan toe: ‘Zoek je een specifiek adres? Ik ken de stad niet zo goed, maar misschien kan ik helpen.’
‘Echt waar?’ Hij keek haar stralend aan. ‘Kun je me dan vertellen waar het Louvre is?’
‘Dat is niet ver hiervandaan.’
Relena liep met de jongen naar het bordes, wees de straat uit en legde straat voor straat uit hoe hij bij het Louvre kwam. Ze had nog nooit iemand ontmoet die zó blij was de weg gewezen te worden. Hij stond bijna letterlijk te trappelen terwijl hij de instructies herhaalde.
‘Dat klopt.’ bevestigde Relena.
De jongen greep haar hand en schudde hem wild, met een grijns van oor tot oor. ‘Ontzettend bedankt. Je hebt geen idee hoeveel het voor me betekent dat ik nu eindelijk weet hoe ik er moet komen.’
‘Nou, graag gedaan hoor.’ lachte Relena. De jongen knikte, stak een hand op ten afscheid, stevende het bodes af - en bleef stokstijf stil staan. Relena keek toe hoe hij van de ene kant van de straat naar de andere keek, alsof hij wilde gaan oversteken, en hoorde hem nog net tegen zichzelf mompelen. Het was te zacht om te verstaan, maar ze dacht de geluiden van ‘links’ en ‘rechts’ op te vangen, en iets dat verdacht veel klonk als een vraagteken.
Abrupt draaide hij zich weer naar haar om. ‘Zou je me erheen kunnen brengen?’
Relena gaapte hem aan.
‘Alsjeblieft!’ Hij keek haar smekend aan. ‘Het is echt heel belangrijk voor me.’
Plotseling sloeg Relena’s verbijstering om in achterdocht. ‘Dit is toch niet een poging tot ontvoering, hè?’ vroeg ze, en deed alvast een stap achteruit, gewoon voor het geval dat. Het was onderhand tijd voor nummer drie.
De jongen keek verbaasd. ‘Waarom zou ik je willen ontvoeren?’
‘Weet ik veel, ik heb onderhand wel zowat alle smoesjes gehoord die er bestaan. Sommigen willen met me trouwen, anderen willen dat ik eigenhandig hun politieke partij aan de macht breng of hun goede doel steun of hun huisdier signeer! Soms lijkt het wel alsof de halve wereld denkt dat je in een democratie met petitierecht en inspraak op alle fronten en weet ik wat nog meer alleen resultaat kunt verkrijgen door een willekeurige minister van een willekeurig ministerie te ontvoeren en te dreigen ze boven een tobbe kreeften te laten bungelen of foto’s van ze te maken in fetisjpakjes als je je zin niet krijgt.’ Ze moest even diep ademhalen. ‘Zo erg was het zelfs in de oorlog niet! En in de oorlog dachten de lui aan mijn kant dat je effect kon bereiken door jezelf maar zo vaak mogelijk op te blazen. We hebben niet al die blikschade en al dat geschreeuw gehad om er nu weer vrolijk mee door te gaan!’ maakte ze af.
Na die tirade staarde de jongen haar nog steeds met grote ogen aan. ‘Ik... wil alleen zeker weten dat ik niet verdwaald raak tussen hier en het Louvre.’
Relena haalde haar schouders op. ‘Goed genoeg.’
‘Watte?!’ sputterde hij.
Relena daalde met een huppelpasje de treden af. ‘Hoe vervelend al die ontvoerders ook zijn, mijn bazen en collega’s zijn net zo erg. Precies hetzelfde, alleen met meer ego en minder explosies. Een wandelingetje is op dit moment zeer welkom. Maar -’ Ze draaide zich naar hem om en hief streng een vinger op. ‘Als dit een val is en je me door middel van list en bedrog alsnog gaat proberen te ontvoeren, weet dan wel dat ik blijf bij wat ik vorige maand op de persconferentie heb gezegd. Ik vind het onbeschoft als mensen zo voordringen, maar als je afziet van dwang beloof ik dat ik jouw zaak een plekje in m’n agenda zal geven en er, afhankelijk van hoe dringend het is, zo snel mogelijk naar zal kijken. Net zoals bij iedereen het geval is. Het systeem maakt het me moeilijk misdadigers te helpen, dus ik raad je aan om toch vooral gewoon via de legale paden je zorgen aan de regering voor te leggen.
Nou, laten we gaan.’
Haar cocktailjurk zwierde om haar benen, haar hakken klakten tegen de straatstenen, en Relena stak haar armen boven haar hoofd de zwoele avondlucht in en liet haar schouders knappen. De reizende jongen kwam naast haar lopen.
‘Dus, wat brengt jou naar het Louvre?’
‘Da Vinci. Er schijnt daar een werk van hem te zijn dat mij kan helpen.’ zei hij. ‘Ik ben trouwens Ryoga. Ryoga Hibiki.’
‘Relena Darlian.’ ze Relena met een glimlach. ‘Waarmee helpen, als ik vragen mag?’
‘Mijn richtingsgevoel.’ Ryoga wreef ietwat ongemakkelijk de achterkant van zijn nek. ‘Ik raakt altijd verdwaald. Altijd. Soms zelfs binnenshuis. Mijn hele familie lijdt aan richtingsgestoordheid, maar toen ik laatst mijn ouderlijk huis terug vond lag er een briefje te wachten van mijn broer, dat hij hier een oplossing had gevonden. Hij had ook een adres achtergelaten, maar op die ene keer na ben ik al jaren niet thuis geweest, dus ik weet niet of dat nog bruikbaar is. Maar als ik eenmaal de weg kan vinden zal het een stuk makkelijker zijn om hem te vinden.’
De manier waarop Ryoga glimlachte, me die dikke, omlaag neigende wenkbrauwen opgetrokken, kwam Relena bekend voor.
Het heeft toch wel wat, die brompotlachjes, dacht ze, met Heero voor haar geestesoog.
‘Dat is vast een hele opluchting.’ zei ze.
‘Zeker.’
Ze babbelden over het weer en van alles en nog wat terwijl ze wandelden. Net toen ze het Louvre in het zicht kregen ging Relena’s telefoon. Verschrikt draaide ze zich om en graaide in haar decolleté. Ze drukte het oorstukje dat ze uit haar bh trok in haar oor, klemde het zendertje om de hals van haar jurk, en stamelde haar verontschuldigingen al nog voordat Heero ‘WAAR BEN JE WAT IS ER GEBEURT IS ALLES GOED MET JE WIE MOET IK NEERSCHIETEN?!’ kon zeggen.
‘O Heero, het spijt me! Ik was vergeten dat jij er ook nog was.’
Even heerste er en verblufte stilte - zowel van Ryoga als Heero - en toen zij Heero toch maar: ‘WAAR BEN JE WAT IS ER GEBEURT IS ALLES GOED MET JE WIE MOET IK NEERSCHIETEN?!’
En dat beweerde dat het geen gewoontedier was.
‘Ik ben op weg naar het Louvre - we staan nu op het bordes. Ik ben gewoon een loopje aan het maken met iemand die mijn gezelschap kan waarderen, dus ik zou het op prijs stellen als je hem niet neerschoot. En het gaat prima, Heero. Leukste deel van de avond, tot nog toe.’
‘Ik kom er meteen aan.’ zei hij, en verbrak de verbinding.
‘Ik had niet anders verwacht.’ verzuchtte ze met een glimlach. Ze draaide zich om naar Ryoga, die haar verbouwereerd aanstaarde. ‘Mijn lijfwacht komt zo even langs. Maak je maar geen zorgen, hij is niet zo gevaarlijk als hij eruit ziet.’
‘Ik kan hem wel aan. Ik heb mijn leven lang vechtsporten bestudeerd.’ verzekerde Ryoga haar.
Relena duwde grijnzend de museumdeuren open. ‘Nog beter. Jullie kunnen het vast geweldig met elkaar vinden.’
Ze betaalden de avondportier en zochten het museum af naar de werken van Da Vinci totdat Heero aan kwam stormen, zoals gewoonlijk met de trefzekerheid van een bloedhond op een spoor, en met getrokken wapen. Toen hij Ryoga in het oog krijg kwam hij echter abrupt tot stilstand.
‘Ryoga?’ vroeg hij ongelovig.
‘Heero?’ echode Ryoga.
‘Jullie kennen elkaar al?’ concludeerde Relena, bij wie er meteen iets kwam dagen. Ze hadden precies dezelfde wenkbrauwen! Toen Relena nog eens goed keek stond ze versteld dat ze de gelijkenissen niet meteen had gezien. Heero en Ryoga gingen ondertussen door een proces dat Relena eerder had meegemaakt en dat ze Lang Verloren Broer/Zus Uitroepteken-Schuine-Streep-Vraagteken had genoemd: ze was er zelf doorheen gegaan met Milliardo, evenals Heero’s vriend Trowa met diens zus Catherine, en Quatre Raberba Winner had er met negenentwintig zussen nog steeds af en toe last van. Relena keek beleefd de andere kant op (waar een vormeloos abstract kunstwerk hing), totdat Heero haar voorstelde.
‘Relena, dit is mijn oudere broer, Ryoga. Ryoga, dit is Relena, mijn...’ Hij dwaalde onzeker af.
‘Werkgeefster. Maar alleen in het openbaar.’ vulde Relena knipogend aan. Er was nog niets ontploft, met kogels doorzeefd of met grote snelheid met een menselijk lichaam in aanraking gekomen, dus nam ze aan dat er geen kwaad bloed heerste dat tot genocide of griezelige messenwerpacts kon leiden.
‘Dus Heero was de broer waar je het over had?’ vroeg ze met een brede grijns. ‘Die het briefje heeft achtergelaten?’
Heero knikte. ‘Ik zou jullie zijn gaan zoeken, maar het is nogal moeilijk iemand op te sporen die zelf niet eens weet waar hij heen gaat.’
‘Was jij ook in het hotel waar ik Relena tegenkwam?’ vroeg Ryoga gretig. ‘Het duurde maar een paar minuten voor je hier was! Je moet me die Da Vinci laten zien.’
Heero knikte, grijnsde breder dan ooit naar zijn broer en meer-dan-werknemer, en leidde hen vol zelfvertrouwen door het museum. Toen hij na een paar gangen stiekem haar hand greep, bedacht Relena dat als ze dan toch drie keer per dag ontvoerd moest worden, het net zo goed zo kon zijn.
PSAN: Ik hoop dat jullie het leuk vonden. ^_^
Hoe Geen Vice Minister van Buitenlandse Zaken Te Ontvoeren...
Voor het Ontbijt
Na het Middageten
Tijdens het Diner
Auteur: Omnicat
Geschikt Voor: Alle Leeftijden
Genre: Humor
Spoilers & Gewenste Voorkennis: Gundam Wing in z’n geheel en algemene kennis van Ranma ½.
Waarschuwingen: Geen.
Koppels: Bijna maar net niet Heero x Relena.
Disclaimer: *vinkt aan*
Samenvatting: Als je zo’n drie keer per dag ontvoerd wordt, kan het gaan vervelen. Het is altijd hetzelfde liedje, weet je wel? Maar sommige incidenten zijn toch gedenkwaardig...
Notitie van de Auteur: Veel leesplezier!
Hoe Geen Vice-Minister van Buitenlandse Zaken te Ontvoeren; Tijdens het Diner
Relena had het liefst de hele dag geen hap meer gegeten, maar een politicus moest nou eenmaal doen wat een politicus moest doen. En soms was dat dingen naar binnen werken die haar moeder haar toen ze jong was geleerd had nu meteen uit haar mond te halen, jongedame. Ze moest. De wereldvrede hing er vanaf. Als ze het niet deed zou de hel losbarsten.
Nog één schapenoog in slakkensaus en ze zou de volgende wereldoorlog veroorzaken. Zonder handen!
Het krijsende schrapen van de stoelpoten deed een doodse stilte vallen. Relena stond op en toverde haar beleefdste glimlach te voorschijn. ‘Neem me niet kwalijk, ik moet even mijn neus poederen. Laat me u vooral niet van uw maal en gespreksstof houden. Excuseer.’
Ze draaide zich om en greep bij het verlaten van het vertrek Heero, die iets opvallender dan gewoonlijk met zijn opnameapparatuur-op-zakformaat buiten de deur stond, bij de mouw, en fluisterde dringend ‘Ik heb kleingeld nodig. Nu!’ in zijn oor.
Dat hij een beetje verdwaasd was en even de tijd nodig had om zijn verstand bij elkaar te rapen kon ze begrijpen, maar toen hij zijn mond open deed om iets te vragen - ‘Watte?’, naar zijn gezicht te beoordelen - werd het Relena toch te gortig. Tussen haar tanden door grauwend deed ze met beide handen een graai in de zakken van zijn jasje. Toen ze ze terug trok had ze in haar vingers een onvoorstelbare hoeveelheid troep geklemd: de snoertjes en batterijen van zijn apparatuur, paperclips en een stel pennen, een rolletje ijzerdraad en een vierkante bruine massa die alleen voor kneedbommen bestemd kon zijn, blanco stickers, doorzichtige stickers, stickers met “baas in eigen bom” erop, een restantje kip in een boterhamzakje, een jojo, duimgrote sterretjes- en cirkelponsen, verfrommelde velletjes vouwpapier, verscheiden plectrums in felle kleuren, visaas, een muizenval...
Eventjes kon Relena alleen maar naar haar handen kijken en zich afvragen waar ze het allemaal in vredesnaam vandaan had gehaald. Van de buitenkant zagen Heero’s zakken er gewoon plat uit. Toen deponeerde ze de hele bende zonder ceremonieel in Heero’s eigen handen en stak met nog minder ceremonieel die van haar in zijn broek. Broekzakken. Niet dat het veel verschil uitmaakte, afgezien van het feit dat zelfs Heero Yuy zijn portemonnee waarschijnlijk niet zo dicht tegen zijn huid droeg. Temidden van de regen van troep die uit Heero’s handen viel haalde Relena zijn portemonnee te voorschijn, en nog voordat het laatste elastiekje de grond raakte had ze het alweer slordig terug gepropt, een handvol kleingeld lichter.
Relena vloog de trap aan het eind van de gang af en Heero greep naar zijn hoofd, dat nog steeds pijnlijk en draaierig was van zijn val eerder die middag, en liet zich langs de muur op de grond glijden.
‘Dit is mijn dag niet.’ kreunde hij.
Een paar minuten later verfrommelde Relena met een metalig gekraak een leeg frisdrankblikje, boerde achter haar hand, en leunde met gesloten ogen tegen de zijkant van de frisdrankautomaat die in de lobby van het hotel stond.
Wat kan mij waardigheid ook schelen, dacht ze. De volgende keer dat ze me zoiets walgelijks voorschotelen eis ik prik in de koeler. En als ze daar problemen mee hebben verklaren ze maar lekker de oorlog aan elkaar. Kan mij het ook schelen.
‘Neem me niet kwalijk.’
Relena sprong verschrikt overeind. Voor haar stond opeens een jongen van ongeveer haar leeftijd, misschien iets ouder, met dik zwart haar en een okerkleurige tuniek. Hij droeg een hoofdband en windsels om zijn benen. Op zijn rug hing een grote reisrugzak met een rode paraplu erbovenop gebonden, en hij zag er stoffig en verwaaid uit. Heel even vroeg Relena zich af of ze zich nog wel in het juiste hotel bevond; reizigers zoals deze knul verbleven doorgaans niet in zo’n belachelijk dure tent.
‘Ik ben nu toch in Parijs?’ vroeg de jongen dringend. ‘De hoofdstad van Frankrijk?’
‘Ja, natuurlijk.’ zei Relena verbouwereerd. Toen herinnerde ze zich haar manieren en voegde er op vriendelijker toon aan toe: ‘Zoek je een specifiek adres? Ik ken de stad niet zo goed, maar misschien kan ik helpen.’
‘Echt waar?’ Hij keek haar stralend aan. ‘Kun je me dan vertellen waar het Louvre is?’
‘Dat is niet ver hiervandaan.’
Relena liep met de jongen naar het bordes, wees de straat uit en legde straat voor straat uit hoe hij bij het Louvre kwam. Ze had nog nooit iemand ontmoet die zó blij was de weg gewezen te worden. Hij stond bijna letterlijk te trappelen terwijl hij de instructies herhaalde.
‘Dat klopt.’ bevestigde Relena.
De jongen greep haar hand en schudde hem wild, met een grijns van oor tot oor. ‘Ontzettend bedankt. Je hebt geen idee hoeveel het voor me betekent dat ik nu eindelijk weet hoe ik er moet komen.’
‘Nou, graag gedaan hoor.’ lachte Relena. De jongen knikte, stak een hand op ten afscheid, stevende het bodes af - en bleef stokstijf stil staan. Relena keek toe hoe hij van de ene kant van de straat naar de andere keek, alsof hij wilde gaan oversteken, en hoorde hem nog net tegen zichzelf mompelen. Het was te zacht om te verstaan, maar ze dacht de geluiden van ‘links’ en ‘rechts’ op te vangen, en iets dat verdacht veel klonk als een vraagteken.
Abrupt draaide hij zich weer naar haar om. ‘Zou je me erheen kunnen brengen?’
Relena gaapte hem aan.
‘Alsjeblieft!’ Hij keek haar smekend aan. ‘Het is echt heel belangrijk voor me.’
Plotseling sloeg Relena’s verbijstering om in achterdocht. ‘Dit is toch niet een poging tot ontvoering, hè?’ vroeg ze, en deed alvast een stap achteruit, gewoon voor het geval dat. Het was onderhand tijd voor nummer drie.
De jongen keek verbaasd. ‘Waarom zou ik je willen ontvoeren?’
‘Weet ik veel, ik heb onderhand wel zowat alle smoesjes gehoord die er bestaan. Sommigen willen met me trouwen, anderen willen dat ik eigenhandig hun politieke partij aan de macht breng of hun goede doel steun of hun huisdier signeer! Soms lijkt het wel alsof de halve wereld denkt dat je in een democratie met petitierecht en inspraak op alle fronten en weet ik wat nog meer alleen resultaat kunt verkrijgen door een willekeurige minister van een willekeurig ministerie te ontvoeren en te dreigen ze boven een tobbe kreeften te laten bungelen of foto’s van ze te maken in fetisjpakjes als je je zin niet krijgt.’ Ze moest even diep ademhalen. ‘Zo erg was het zelfs in de oorlog niet! En in de oorlog dachten de lui aan mijn kant dat je effect kon bereiken door jezelf maar zo vaak mogelijk op te blazen. We hebben niet al die blikschade en al dat geschreeuw gehad om er nu weer vrolijk mee door te gaan!’ maakte ze af.
Na die tirade staarde de jongen haar nog steeds met grote ogen aan. ‘Ik... wil alleen zeker weten dat ik niet verdwaald raak tussen hier en het Louvre.’
Relena haalde haar schouders op. ‘Goed genoeg.’
‘Watte?!’ sputterde hij.
Relena daalde met een huppelpasje de treden af. ‘Hoe vervelend al die ontvoerders ook zijn, mijn bazen en collega’s zijn net zo erg. Precies hetzelfde, alleen met meer ego en minder explosies. Een wandelingetje is op dit moment zeer welkom. Maar -’ Ze draaide zich naar hem om en hief streng een vinger op. ‘Als dit een val is en je me door middel van list en bedrog alsnog gaat proberen te ontvoeren, weet dan wel dat ik blijf bij wat ik vorige maand op de persconferentie heb gezegd. Ik vind het onbeschoft als mensen zo voordringen, maar als je afziet van dwang beloof ik dat ik jouw zaak een plekje in m’n agenda zal geven en er, afhankelijk van hoe dringend het is, zo snel mogelijk naar zal kijken. Net zoals bij iedereen het geval is. Het systeem maakt het me moeilijk misdadigers te helpen, dus ik raad je aan om toch vooral gewoon via de legale paden je zorgen aan de regering voor te leggen.
Nou, laten we gaan.’
Haar cocktailjurk zwierde om haar benen, haar hakken klakten tegen de straatstenen, en Relena stak haar armen boven haar hoofd de zwoele avondlucht in en liet haar schouders knappen. De reizende jongen kwam naast haar lopen.
‘Dus, wat brengt jou naar het Louvre?’
‘Da Vinci. Er schijnt daar een werk van hem te zijn dat mij kan helpen.’ zei hij. ‘Ik ben trouwens Ryoga. Ryoga Hibiki.’
‘Relena Darlian.’ ze Relena met een glimlach. ‘Waarmee helpen, als ik vragen mag?’
‘Mijn richtingsgevoel.’ Ryoga wreef ietwat ongemakkelijk de achterkant van zijn nek. ‘Ik raakt altijd verdwaald. Altijd. Soms zelfs binnenshuis. Mijn hele familie lijdt aan richtingsgestoordheid, maar toen ik laatst mijn ouderlijk huis terug vond lag er een briefje te wachten van mijn broer, dat hij hier een oplossing had gevonden. Hij had ook een adres achtergelaten, maar op die ene keer na ben ik al jaren niet thuis geweest, dus ik weet niet of dat nog bruikbaar is. Maar als ik eenmaal de weg kan vinden zal het een stuk makkelijker zijn om hem te vinden.’
De manier waarop Ryoga glimlachte, me die dikke, omlaag neigende wenkbrauwen opgetrokken, kwam Relena bekend voor.
Het heeft toch wel wat, die brompotlachjes, dacht ze, met Heero voor haar geestesoog.
‘Dat is vast een hele opluchting.’ zei ze.
‘Zeker.’
Ze babbelden over het weer en van alles en nog wat terwijl ze wandelden. Net toen ze het Louvre in het zicht kregen ging Relena’s telefoon. Verschrikt draaide ze zich om en graaide in haar decolleté. Ze drukte het oorstukje dat ze uit haar bh trok in haar oor, klemde het zendertje om de hals van haar jurk, en stamelde haar verontschuldigingen al nog voordat Heero ‘WAAR BEN JE WAT IS ER GEBEURT IS ALLES GOED MET JE WIE MOET IK NEERSCHIETEN?!’ kon zeggen.
‘O Heero, het spijt me! Ik was vergeten dat jij er ook nog was.’
Even heerste er en verblufte stilte - zowel van Ryoga als Heero - en toen zij Heero toch maar: ‘WAAR BEN JE WAT IS ER GEBEURT IS ALLES GOED MET JE WIE MOET IK NEERSCHIETEN?!’
En dat beweerde dat het geen gewoontedier was.
‘Ik ben op weg naar het Louvre - we staan nu op het bordes. Ik ben gewoon een loopje aan het maken met iemand die mijn gezelschap kan waarderen, dus ik zou het op prijs stellen als je hem niet neerschoot. En het gaat prima, Heero. Leukste deel van de avond, tot nog toe.’
‘Ik kom er meteen aan.’ zei hij, en verbrak de verbinding.
‘Ik had niet anders verwacht.’ verzuchtte ze met een glimlach. Ze draaide zich om naar Ryoga, die haar verbouwereerd aanstaarde. ‘Mijn lijfwacht komt zo even langs. Maak je maar geen zorgen, hij is niet zo gevaarlijk als hij eruit ziet.’
‘Ik kan hem wel aan. Ik heb mijn leven lang vechtsporten bestudeerd.’ verzekerde Ryoga haar.
Relena duwde grijnzend de museumdeuren open. ‘Nog beter. Jullie kunnen het vast geweldig met elkaar vinden.’
Ze betaalden de avondportier en zochten het museum af naar de werken van Da Vinci totdat Heero aan kwam stormen, zoals gewoonlijk met de trefzekerheid van een bloedhond op een spoor, en met getrokken wapen. Toen hij Ryoga in het oog krijg kwam hij echter abrupt tot stilstand.
‘Ryoga?’ vroeg hij ongelovig.
‘Heero?’ echode Ryoga.
‘Jullie kennen elkaar al?’ concludeerde Relena, bij wie er meteen iets kwam dagen. Ze hadden precies dezelfde wenkbrauwen! Toen Relena nog eens goed keek stond ze versteld dat ze de gelijkenissen niet meteen had gezien. Heero en Ryoga gingen ondertussen door een proces dat Relena eerder had meegemaakt en dat ze Lang Verloren Broer/Zus Uitroepteken-Schuine-Streep-Vraagteken had genoemd: ze was er zelf doorheen gegaan met Milliardo, evenals Heero’s vriend Trowa met diens zus Catherine, en Quatre Raberba Winner had er met negenentwintig zussen nog steeds af en toe last van. Relena keek beleefd de andere kant op (waar een vormeloos abstract kunstwerk hing), totdat Heero haar voorstelde.
‘Relena, dit is mijn oudere broer, Ryoga. Ryoga, dit is Relena, mijn...’ Hij dwaalde onzeker af.
‘Werkgeefster. Maar alleen in het openbaar.’ vulde Relena knipogend aan. Er was nog niets ontploft, met kogels doorzeefd of met grote snelheid met een menselijk lichaam in aanraking gekomen, dus nam ze aan dat er geen kwaad bloed heerste dat tot genocide of griezelige messenwerpacts kon leiden.
‘Dus Heero was de broer waar je het over had?’ vroeg ze met een brede grijns. ‘Die het briefje heeft achtergelaten?’
Heero knikte. ‘Ik zou jullie zijn gaan zoeken, maar het is nogal moeilijk iemand op te sporen die zelf niet eens weet waar hij heen gaat.’
‘Was jij ook in het hotel waar ik Relena tegenkwam?’ vroeg Ryoga gretig. ‘Het duurde maar een paar minuten voor je hier was! Je moet me die Da Vinci laten zien.’
Heero knikte, grijnsde breder dan ooit naar zijn broer en meer-dan-werknemer, en leidde hen vol zelfvertrouwen door het museum. Toen hij na een paar gangen stiekem haar hand greep, bedacht Relena dat als ze dan toch drie keer per dag ontvoerd moest worden, het net zo goed zo kon zijn.
PSAN: Ik hoop dat jullie het leuk vonden. ^_^
Hoe Geen Vice Minister van Buitenlandse Zaken Te Ontvoeren...
Voor het Ontbijt
Na het Middageten
Tijdens het Diner